Dankzij een verwarring van een luchtvaartmaatschappij zaten mijn vader en ik een paar dagen vast in Amsterdam in afwachting van een verdere vlucht naar een festival in Duitsland. Wat moeten we doen?
Eerst was er de sightseeing, dan was er de verplichte rondvaart door de grachten en tenslotte kwam het raam dat in de rosse buurt stond te gapen. De coffeeshop was misschien de volgende, maar op tachtigjarige leeftijd dacht mijn vader dat het een beetje laat was om een perfect record van drugstests te ruïneren. Dus we waren nu op zoek naar een mini-avontuur. We waren op zoek naar een avontuurlijk avontuur, maar we konden er niet minder over opscheppen toen we thuiskwamen. We wilden onze krachten sparen voor de massale aanval van alcohol die op ons afkomt in Beieren.
Ze vertelden me dat fietsen in Nederland als een ‘walk-in-the-park’ was. Het is plat. Het is aangewezen. Het is onbezwaard. Behalve iedereen wiens iedereen op een fiets rijdt. We hebben een fiets gehuurd bij Swapfiets Amsterdam
Er werden twee rondleidingen aangeboden, stad en land. Ik dacht aan de stadstour, maar de hoeveelheid fietsen, auto’s en trams die allemaal hetzelfde stuk beton deelden, bijna tegelijkertijd, intimideerde me. Ik had al een tijdje niet meer op twee wielen gezeten. Ik kon mezelf nog net in een Nederlandse eerste hulp zien terwijl ze fietsspaken, tramonderdelen en glasscherven uit mijn achterkant haalden.
Dus kozen we voor een hele dag fietsen in de natuur rondom Amsterdam. Ik vond het woord ‘land’ leuk. Het klonk veilig, langzaam en gemakkelijk. Bovendien was het goedkoop. Waar anders kun je een hele dag doden, inclusief fiets, gids en uitgebreid commentaar voor 22 euro? Het was een koopje.
Onze Engelssprekende reisgroep bleek ook leuk en interessant te zijn. Op een willekeurige dag vind je nogal wat collage van mensen in Amsterdam. Je weet nooit wie je zou kunnen tegenkomen. Er waren drie jongens en drie meisjes. Daar was onze gids, mijn pittige vader en ik uit Texas, en drie jonge meisjes. Verbazingwekkend genoeg reisden de drie meisjes elk onafhankelijk door Europa. Een van de meisjes was een computerspecialist uit Tokio die beperkt Engels sprak. Een ander meisje was een lieve, overdreven gewetensvolle neurowetenschapper uit Californië die zich overal zorgen over maakte, vooral de afwezigheid van fietshelmen in Amsterdam. Ik vermoed dat ze een eurotrip van twee maanden verdiende na vier jaar n-e-u-r-o-science. Gewoon het woord zeggen, maakte me bang. Het andere meisje was een vegetarische interne auditor uit India, woonachtig in Washington D.C., maar tijdelijk gestationeerd in Londen. Ze had altijd een glimlach op haar gezicht en lachte snel.
De voorouders van onze gids kwamen uit Singapore, maar hij is in Nederland geboren. Hij was een sympathieke man die was ingeprent met de Britse waarden van onberispelijk Engels en een strikte naleving van een schema. We plaagden hem meedogenloos. Het begon met zijn aandringen op het ‘sheduuuling’ van onze tijd en verhuisde vervolgens naar zijn naam, ‘Chet’. Ik denk dat het begon toen het meisje uit Tokio heel beleefd zijn naam herhaalde terwijl hij zichzelf voorstelde, zoals hun gewoonte is. Het enige probleem was dat het met haar accent meer uitkwam als ‘Sh-t’. Ik stelde Chet voor dat hij er geen aandacht aan schonk als wij Amerikanen tijdens de rit onze frustratie uitten door uit te roepen: “Oh sh-t!” Hij was het ermee eens en dat hebben we gedaan. De arme Chet nam goedmoedig alle Ch-t aan die we hem hadden opgestapeld.
Vervolgens kregen we onze fietsen toegewezen, als je ze zo wilt noemen. Het waren zwarte oorlogskruisers uit de Tweede Wereldoorlog die zeker over kanalen konden springen. Functioneel waren ze, mooi waren ze niet. Een snelheid ………. traag. Voor de remmen moest je achteruit trappen. Handremmen waren geen optie.
Ik vroeg onze onverschrokken leider Chet waarom de fietshoofdstad van de wereld zulke verouderde constructies reed. Hij hield vol dat hun ongemakkelijke uiterlijk een zeer waardevol doel diende. Ten eerste waren ze duurzaam. Er zou een Sherman-tank voor nodig zijn om ze te stoppen. Vervolgens, en nog belangrijker, zouden ze minder snel worden gestolen door de vele ‘junkies’ van Amsterdam. Meer geavanceerde fietsen werden blijkbaar sneller omgezet in drugs dan je zou kunnen zeggen ‘cannabis’.
Toen we aan ons grote avontuur begonnen, moesten we helaas een beetje een stadstour maken om bij de landtour te komen. We moesten de kikker van de verhuurwinkel naar het centraal station springen, manoeuvrerend door bussen, trams, auto’s en mensen die echt vakkundig op die slagkruisers konden rijden. We wiebelden en weefden en namen vrijheden met de naam van arme Chet, totdat we op de een of andere manier de veerboot achter het centraal station bereikten.
We gingen aan boord van de boot en maakten een korte rit over een kleine watermassa. De veerboot zelf was een interessante combinatie van mensen, fietsen, motoren, een auto ter grootte van een golfkar en een handkar met naakte mannequins die hulpeloos in alle richtingen bungelden. Toen we de kleine baai overstaken, moedigde ik de onschuldige jonge meisjes aan om kennis te nemen van de ‘Dutch Mountains’, een optische illusie gecreëerd door het licht en de wolkenformaties aan de horizon. Ik liet ze het echt een moment geloven, totdat ik in lachen uitbarstte en hun gezond verstand weer bij hen kwam.
Volgende keer gaan we naar Utrecht